pianoles

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pianoles    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·a·no·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pianoles pianolessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depianolesv/m

  1. (muziek) (onderwijs) een aaneengesloten periode dat men samen met een pianoleraar piano leert spelen
    • Naast de pianoles moet je ook heel veel thuis oefenen om goed piano te lerenspelen. 
    • Hoe word je wie je bent? Michelle Obama woonde acht jaar in de ‘witte kooi’ aan Pennsylvania Avenue. Als meisje mocht ze een rondje fietsen in de buurt na pianoles. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord pianoles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maartje Somers 13 januari 2017
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.