plantrekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plantrekker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈplɑntrɛkər/
Woordafbreking
  • plan·trek·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantrekker plantrekkers
verkleinwoord plantrekkertje plantrekkertjes

Zelfstandig naamwoord

deplantrekkerm

  1. (Belgisch) iemand die zich op een of andere wijze steeds uit de slag weet te trekken.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord plantrekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.