potsenmaker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  potsenmaker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pot·sen·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord potsenmaker potsenmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depotsenmakerm

  1. (beroep) iemand die grappig is of probeert grappig te zijn voor een publiek
     Een tweede potsenmaker, qua corpulentie de gelijke van Den Blijker, doet theatraal alsof hij wordt vergiftigd.[3]
     HP/De Tijd presenteert voor het eerst de top-25 van zangers, narren, potsenmakers, entertainers en moralisten, of kortweg cabaretiers, die ons het afgelopen seizoen een spiegel voorhielden of het volk domweg probeerden te amuseren[4]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord potsenmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. potsenmaker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron “Voedsel & variété” (20/11/2009), HP de Tijd
  4. Weblink bron “De cabaret-pikorde” (23/06/2010), HP de Tijd
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.