primo
Niet te verwarren met: Primo |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: primo (hulp, bestand)
- IPA: / ˈprimo / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- pri·mo
Woordherkomst en -opbouw
Bijwoord
primo
- ten eerste
- op de eerste dag van de maand
Gangbaarheid
- Het woord primo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "primo" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "primo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ primo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Latijn
Bijwoord
primo
- eerst, voor het eerst
Bijvoeglijk naamwoord
primo
- datief mannelijk enkelvoud van primus
- datief onzijdig enkelvoud van primus
- ablatief mannelijk enkelvoud van primus
- ablatief onzijdig enkelvoud van primus
Overerving en ontlening
Portugees
enkelvoud | meervoud |
---|---|
primo | primos |
Zelfstandig naamwoord
primo m
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- pri·mo
enkelvoud | meervoud |
---|---|
primo | primos |
Zelfstandig naamwoord
primo m
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.