pronk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pronk    (hulp, bestand)
  • IPA: /prɔŋk/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • pronk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pronk -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depronkm

  1. opzettelijk en opzichtig vertoon
Synoniemen
Afgeleide begrippen
stellend
onverbogen pronk
verbogen (alleen
predicaat)

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

pronk

  1. (verouderd) fraai om te zien en zich daarvan bewust
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
pronken

pronk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronken
    • Ik pronk. 
  2. gebiedende wijs van pronken
    • Pronk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronken
    • Pronk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord pronk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.