puber

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puber    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pu·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kind in periode van volwassenwording’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord puber pubers
verkleinwoord pubertje pubertjes

Zelfstandig naamwoord

depuberv/m

  1. iemand met de leeftijd tussen kind en adolescent.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
puberen

puber

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puberen
    • Ik puber. 
  2. gebiedende wijs van puberen
    • Puber! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puberen
    • Puber je? 

Gangbaarheid

  • Het woord puber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.