rack

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  rack (VS)    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rack
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
rack racks

Zelfstandig naamwoord

[A] rack

  1. rek [2]
  2. (dierkunde) ruif
  3. (dierkunde) gewei
  4. pijnbank
  5. (techniek) heugel

[B] rack

  1. (dierkunde) telgang (v. paard e.d.)

[C] rack

  1. (meteorologie) regenwolk
vervoeging
onbepaalde wijs to  rack 
he/she/it  racks 
verleden tijd  racked 
voltooid
deelwoord
 racked 
onvoltooid
deelwoord
 racking 
gebiedende wijs  rack 

Werkwoord

rack

  1. onovergankelijk 2, zich spoeden
  2. onovergankelijk, (dierkunde) de telgang maken
  3. overgankelijk op een rek [2] leggen
  4. overgankelijk folteren, kwellen, martelen, pijnigen
  5. overgankelijk uitbuiten
  6. overgankelijk uitputten

Verwijzingen

  1. rack (n.1), Online Etymology Dictionary
  2. rack (n.2), Online Etymology Dictionary
  3. rack (n.3), Online Etymology Dictionary
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.