radiogesprek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  radiogesprek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ra·dio·ge·sprek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord radiogesprek radiogesprekken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetradiogespreko

  1. een gesprek op de radio
     Het parlementslid, zelf kind van immigrantenouders uit Italië, pleit voor uitgebreide sociale en culturele lessen voor de inburgering van immigranten. "Lessen in hygiëne zijn daarbij net zo belangrijk als sollicitatietrainingen en zouden deel uit moeten maken van het lesprogramma", verdedigde ze haar uitspraken in een radiogesprek.[1]
     "Er wordt mét licht gereden 's avonds. Ik heb dat al mijn hele leven voor mijzelf in de gaten gehouden, en die regels gelden ook voor anderen", zei Opstelten op de radio. "Ik was daar not amused over", vervolgt hij: "Ik moet duidelijkheid creëren, bij deze is dat gebeurd." Rechtsboven hoor je Opstelten not amused zijn in het radiogesprek.[2]
Synoniemen
  • radio-interview

Gangbaarheid

  • Het woord radiogesprek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Ophef na uitspraken over immigranten” (Dinsdag 10 januari 2012, 10:53), NOS
  2. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Opstelten: politie blijft fietslicht controleren” (Vrijdag 1 juni 2012, 09:50), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.