rakker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rakker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɑkər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rak·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: van Duits Racker als radbraker of beulsknecht, in de betekenis van ‘deugniet’ voor het eerst aangetroffen in 1865, maar ook op te vatten als afgeleid van  rakken ww  met het achtervoegsel -er of van  rakkeren ww  zonder de uitgang -en [1] [2] [3]
  • ww:  rakkeren ww  zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord rakker rakkers
verkleinwoord rakkertje rakkertjes

Zelfstandig naamwoord

derakkerm

  1. ondeugend persoon, iemand die zich vrijpostigheden permitteert
    • Die rakker had weer kattenkwaad uitgehaald. 
     Ze waren een kleine, harde kern van linkse rakkers die oorspronkelijk leerjongens waren geweest van de linkse theoreticus Gotfred Appel en ze hadden al in de vroege jaren zeventig de theorie aanvaard over 'parasietstaten', waarin de arbeidersklasse met behulp van materiële welvaart werd omgekocht tot politieke passiviteit.[4]
  2. politieagent, diender
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rakkeren

rakker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rakkeren
    • Ik rakker. 
  2. gebiedende wijs van rakkeren
    • Rakker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rakkeren
    • Rakker je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.