rector

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rector    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɛktɔr/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rector rectors
rectoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rector m

  1. (onderwijs) (beroep) iemand die de bestuurlijke leiding heeft over een onderwijsinstituut
  2. (religie) (beroep) (rooms-katholiek) iemand die de bestuurlijke leiding heeft over een klooster of religieuze instelling
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord rector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.