rekenopgave
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rekenopgave (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrekənˌɔpxavə / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- re·ken·op·ga·ve
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reken ww en opgave zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rekenopgave | rekenopgaven |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de rekenopgave v / m
- (onderwijs) opdracht waarmee een leerling zijn vaardigheid in het maken van sommen kan vergroten of laten zien
- ▸ Het sommetje ‘64 - 28 = ’ is misschien wel de beroemdste rekenopgave van Nederland. Onder de vernieuwers van het rekenonderwijs is het een totem geworden die symbool staat voor de kunst van het handig en flexibel optellen en aftrekken tot honderd.[2]
Synoniemen
- rekensom, rekenvraagstuk
Gangbaarheid
- Het woord rekenopgave staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Michaja Langelaan“De kracht van een rekenlijn” (11 april 1998) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.