rendez-vous

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rendez-vous    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌrɑ̃deˈvu/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ren·dez-vous
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afgesproken samenkomst, afspraak’ voor het eerst aangetroffen in 1581 [1]
  • (samenkoppeling) van het Franse rendez en vous. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rendez-vous rendez-vous
verkleinwoord rendez-voustje rendez-voustjes

Zelfstandig naamwoord

hetrendez-vouso [3]

  1. afgesproken samenkomst (vooral van geliefden)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • rendez-voushuis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rendez-vous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  rendez-vous    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʁɑ̃.de.vu/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

rendez-vous m

  1. afgesproken samenkomst, afspraak
  2. (pregnant) afspraakje van geliefden
  3. plaats van de afgesproken samenkomst, afspraak
  4. plek waar veel dieren samenkomen (om te jagen, te drinken e.d.)
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
rendre

rendez-vous

  1. tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van rendre
  2. tweede persoon meervoud gebiedende wijs (impératif présent) van rendre
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.