repelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  repelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·pe·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van repelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud meervoud
naamwoord repelaar -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

derepelaarm [1] [2] [3]

  1. (landbouw) (beroep) iemand die repelt

Gangbaarheid

  • Het woord 'repelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.