rijshout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rijshout    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɛishɑut/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rijs·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijshout -
verkleinwoord rijshoutje rijshoutjes

Zelfstandig naamwoord

hetrijshouto

  1. (waterbeheer) staken en tenen van veelal wilgenhout die oorspronkelijk werden geoogst in de grienden (rietlanden) langs de rivieren en in de Biesbosch, voornamelijk gebruikt voor het vervaardigen van zinkstukken
     Dammen van gevlochten wilgentenen ofwel rijshout, afgeboord met palen, staan haaks op de dijk.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rijshout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron Denk die dijk eens weg (15 juli 2016) in: NRC Handelsblad
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.