roe

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roe    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • roe
enkelvoud meervoud
naamwoord roe roes
verkleinwoord roetje roetjes

Zelfstandig naamwoord

deroev/m

  1. een bundel takken waarmee geslagen kan worden
     Hij sleurde de abt bij zijn haren uit het smalle bed, smeet hem op de vloer en sloeg hem met een roe waar hij hem raken kon, onder het zingen van het lied 'O Pastor Alterne'.[1]
  2. een ronde of platte metalen buis waarmee traplopers, gordijnen e.d mee worden vastgezet
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • roepaard, roezeil
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 14
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Zelfstandig naamwoord

roe

  1. (evenhoevigen) ree

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
roer

roe

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van roer
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van roer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.