roek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • roek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roek roeken
verkleinwoord roekje roekjes

Zelfstandig naamwoord

deroekm

  1. (zangvogels) bepaalde soort kraaiachtige vogel, Corvus frugilegus 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • schierroek
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.