rooster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rooster    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrostər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • roos·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van roosten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rooster roosters
verkleinwoord roostertje roostertjes

Zelfstandig naamwoord

[A] het rooster m/o [3]

  1. object bestaande uit een maasstructuur
    • Het rooster op de pan voorkomt spatten. 
  2. toestel om te roosteren
  3. (kristallografie) een structuur met translatiesymmetrie, gewoonlijk in drie dimensies
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

[B] hetroostero

  1. een schema waarop aangegeven staat wat er op een bepaalde tijd gebeuren moet
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
roosteren

rooster

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
    • Ik rooster. 
  2. gebiedende wijs van roosteren
    • Rooster! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
    • Rooster je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rooster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  rooster (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈruːstə(r)/
enkelvoud meervoud
rooster roosters

Zelfstandig naamwoord

rooster

  1. (dierkunde) haan
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.