rots

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rots    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rots
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘steenmassa’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rots rotsen
verkleinwoord rotsje rotsjes

Zelfstandig naamwoord

derotsv/m

  1. een grote ruwe steen
     Hij ging op het geluid af en zag, op een bergweitje tussen de rotsen, een kleine donkere jongen zijn geiten hoeden.[2]
     Op een bepaald moment bleef mijn rugzakriem aan een scherpe rots hangen waardoor ik bijna mijn evenwicht verloor en ik drukte me snel met al mijn gewicht tegen de rotswand aan.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Op rotsen ploegen
iets doen wat tevergeefse moeite is
Spreekwoorden
Anagrammen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

rots

  1. partitief van de stellende trap van rot

Gangbaarheid

  • Het woord rots staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "rots" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.