rouwdouw

Uitspraak

• Geluid:  rouwdouw    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• rouw·douw

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ruwe kerel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 ^[1]
• samenstelling van  rouw  en  douw  ^[2]

Zelfstandig naamwoord

de rouwdouw m ^[3]

1. (informeel) ruwe kerel, lomperik

Werkwoord

rouwdouw

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen
   

   • Ik rouwdouw. 

2. gebiedende wijs van rouwdouwen
   

   • Rouwdouw! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen
   

   • Rouwdouw je? 

Gangbaarheid

• Het woord rouwdouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen