rugbyer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rugbyer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rug·by·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van rugbyen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord rugbyer rugbyers
verkleinwoord rugbyertje rugbyertjes

Zelfstandig naamwoord

derugbyerm

  1. (sport) een speler die de sport rugby speelt.
    • De rugbyer schopte de rugbybal naar voren. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord rugbyer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.