rustgever

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rustgever    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rust·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rustgever rustgevers
verkleinwoord rustgevertje rustgevertjes

Zelfstandig naamwoord

derustgeverm

  1. iemand die voor rust zorgt; iemand die tot rust maant
    • Het Groningse publiek in de Euroborg begon te joelen en waarna rustgever Van Bommel juist voor meer onrust binnen PSV zorgde. [1] 
    • De lijn van FC Twente kon Janssen niet voortzetten bij Ajax, de landskampioen die in hem de rustgever van een jong en vooral onstuimig elftal zag. Ajax pakte opnieuw de titel, maar om nu te zeggen dat Janssen een dominante rol vervulde, niet bepaald. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'rustgever' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.