schink
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schink (hulp, bestand)
- IPA: / sxɪŋk / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- schink
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schink | schinken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de schink m
- (voeding) (verouderd) vlees van de achterkant van een varken
- De gasten zetten zich aan het bruiloftsmaal: koffie met "stoet met schink" en "tweebakken met geel sukker". [4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- ontschinken
- schinkbeen
- schinkbonk
- schinkbot
- schinkspek
- schinkvel
- schinkvet
- schinkzwoerd
Gangbaarheid
- Het woord schink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schink" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ schink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bergmans-Beins, J.H.Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven. (1933) Kluwer, Deventer; p. 169; geraadpleegd 2019-03-02
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Gronings
Woordafbreking
- schink
- schinke (Stadsgronings, Veenkoloniaals, Westerwolds)
Woordherkomst en -opbouw
- Verwant met het Duitse Schinken en het Limburgse sjink. Zowel gebruikt voor gekookte als gerookte ham.
Zelfstandig naamwoord
schink
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.