schor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schor (hulp, bestand)
- IPA: /sχɔr/
Woordafbreking
- schor
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schor | schorder schorrer | schorst |
verbogen | schorre | schordere schorrere | schorste |
partitief | schors | schorders schorrers | - |
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
schor
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schor | schorren |
verkleinwoord | schorretje | schorretjes |
Zelfstandig naamwoord
het schor o
Woordherkomst en -opbouw
- Van dezelfde stam als scheren[3]
- (waterbeheer) kwelder, onbedijkt stuk drasland bij regelmaat blootstaande aan zilte overstroming
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- schoraas, schorkloet, schorrengrasmineermot, schorrenkruid, schorrensigaar, schorrenslak, schorviltbij, schorzandvleugeltje, schorzijdebij
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord schor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- 1 2 "schor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 89
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.