schor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schor    (hulp, bestand)
  • IPA: /sχɔr/
Woordafbreking
  • schor
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schorschorder
schorrer
schorst
verbogen schorreschordere
schorrere
schorste
partitief schorsschorders
schorrers
-
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
  • In de betekenis van ‘aangeslibd land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

schor

  1. hees
    • Ik krijg een schorre stem van dat schreeuwen.' [2] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord schor schorren
verkleinwoord schorretje schorretjes

Zelfstandig naamwoord

hetschoro

Woordherkomst en -opbouw
  • Van dezelfde stam als scheren[3]
  1. (waterbeheer) kwelder, onbedijkt stuk drasland bij regelmaat blootstaande aan zilte overstroming
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.