sloeber

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sloeber    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sloe·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stakker’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • vuile morsige kerel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sloeber sloebers
verkleinwoord sloebertje sloebertjes

Zelfstandig naamwoord

desloeberm [3]

  1. een onbeschaafde, smerige man, een stakker
    • Het is geen toeval dat het Heemraadsplein in Rotterdam-West ook een tweede, Kaapverdische naam heeft. Die staat ook op het blauwe naambordje: Pracinha d’Quebrod, Kaapverdisch voor zoiets als ‘plein van de arme sloebers’. Rotterdam, en dan vooral West en Delfshaven, heeft een bijzondere betekenis voor Kaapverdianen. In de stad woont de grootste gemeenschap Kaapverdianen in Nederland, ruim 20.000 mensen. [4] 
  2. iemand die veel en snel eet
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord sloeber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.