schlemiel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schlemiel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʃləˈmil/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • schle·miel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Jiddisch שלימיל (sjlemiel) "sukkel"[1][2]; mogelijk van Hebreeuws שלא מועיל (sjlo mohiel) "nutteloos", of vernoemd naar een Bijbelse personage Selumiël uit Numeri 7:36-41, die in bepaalde tradities gelijkgesteld wordt aan de sloeber Zimr uit Numeri 25:14, in de betekenis van ‘slappeling’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [3] [4][1] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord schlemiel schlemielen
verkleinwoord schlemieltje schlemieltjes

Zelfstandig naamwoord

deschlemielm

  1. (scheldwoord) sukkel, domkop, slappeling
    • In deze klucht is koopman Jean een beetje een schlemiel die weliswaar meent dat hij alles onder controle heeft, maar in werkelijkheid de speelbal is van het bedrog door anderen. [6]
      Kon hij dan nooit iets goed doen? Zou ie dan altijd een schlemiel blijven? Hij zag z'n vader al met 'n van drift rooden kop. En ze waren tehuis toch al zoo arm. Z'n moeder zou 'm een lijst presenteeren van al hun zorgen en al hun sores en hem vertellen, hoe dat gemiste kippengeld hen in den afgrond wipte..[7]
  2. (informeel) stakker, stumper, pechvogel
    • (...) is het prototype van de schlemiel, de stakker die eerder spotlust opwekt dan mededogen. [8]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen
  • De benaming werd waarschijnlijk populair door de publicatie van Peter Schlemihl's wundersame Geschichte uit 1814 van de Duitse schrijver Adalbert von Chamisso. In deze roman verkoopt de onnozele hoofdpersoon Peter Schlemihl zijn schaduw aan de duivel. [1]
  • Over de schlemiel als volksheld in de Joodse folklore, zie ook Ruth Wisse. [10]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schlemiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ʃləˈmiːl/
Woordafbreking
  • schle·miel
Woordherkomst en -opbouw
  • Van Jiddisch שלימיל (shlemiel) "sukkel", voor het eerst aangetroffen in 1868. [1] [2]

Zelfstandig naamwoord

schlemiel

  1. (informeel) onhandig persoon, kluns, sukkel, iemand die voortdurend stommiteiten begaat
    «Who better to fill it than his trusty sidekick in the smash-hit Dumb and Dumber 4: This Time It’s Lethal! If any revered statesman can substitute for the Bleach-Injector-In-Chief, you’d assume it’s the super-schlemiel who bragged about shaking hands with everybody in a Covid-infected hospital.»[3]
    Wie kan hem beter vervangen dan zijn trouwe hulpje in de kraker "Dumb and Dumber 4: This Time It's Lethal"! Als er een gerespecteerd staatsman de plaats kan innemen van het bleekwaterspuiter-opperhoofd, dan is het wel de superschlemiel die opschepte met iedereen in een met corona besmet ziekenhuis de handen te schudden.
Schrijfwijzen
  • schlemihl, shlemiel
Verwante begrippen
  • schlimazel

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron Schlemiel in: Dictionary, Merriam-Webster op Merriam-Webster.com
  2. Weblink bron schlemiel in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  3. Weblink bron
    Matthew Norman
    “Boris Johnson needs to grow up and give Britons the bad news about lockdown” (26 april 2020 [achter betaalmuur]) op independent.co.uk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.