snoeken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snoeken    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • snoe·ken
Woordherkomst en -opbouw
  •  snoek zn  met de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord snoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

desnoekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snoek
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Esocidae  van roofvissen uit de orde Esociformes 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord snoeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.