spaander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spaander    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈspandər/
Woordafbreking
  • spaan·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afgespleten houtje’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1]
  • Naamwoord van handeling van spanen met het achtervoegsel -der [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spaander spaanders
verkleinwoord spaandertje spaandertjes

Zelfstandig naamwoord

despaanderm [3]

  1. langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt
    • Rondom het houtblok bedekten spaanders de vloer. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • spaanderklopper, spaanderlijmer, spaandermot, spaanderplaat, spaandershaak, spaandersnijder
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen spaander heel laten van
Vernietigende kritiek leveren op
Spreekwoorden
  • Waar gehakt wordt, vallen spaanders
Waar gewerkt wordt, worden ook wel fouten gemaakt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spaander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.