spaarquote

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spaarquote    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spaar·quo·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spaarquote spaarquoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

despaarquotev/m

  1. (economie) het percentage van het vrij beschikbare inkomen dat een huishouden opspaart
    • In de eerste 3 maanden van het jaar bedroeg de gemiddelde spaarquote in de zeventien eurolanden 13,1 procent, tegen de 12,4 procent van een kwartaal eerder. De spaarquote is het percentage van het vrij beschikbare inkomen dat een huishouden opspaart. [1] 
    • Het gat tussen inkomen en consumptie wordt desondanks steeds kleiner, blijkt uit de statistieken van het CBS. Hierdoor blijft er bij veel huishoudens minder geld over om te sparen. In het derde kwartaal zakte de spaarquote, het percentage van de inkomsten dat niet wordt uitgegeven, naar 10,8 procent. [2] 
  2. (economie) deel van het nationaal inkomen dat niet wordt geconsumeerd
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spaarquote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.