stadsbewoner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stadsbewoner (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stads·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stad zn en bewoner zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stadsbewoner | stadsbewoners |
verkleinwoord | stadsbewonertje | stadsbewonertjes |
Zelfstandig naamwoord
de stadsbewoner m
- iemand die in een stad woont
- ▸ Veel Bruggenaren vinden de eisen van Unesco te ver gaan. "Brugge wordt te veel een museum, een pretpark", aldus een jonge stadsbewoner. "Ze moeten Bruggelingen de vrijheid geven om nieuwe projecten op starten. Want anders gaat de stad dood."[1]
Synoniemen
Hyponiemen
- grotestadsbewoner, binnenstadsbewoner
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stadsbewoner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Joris van Poppel“Werelderfgoedstatus Brugge bedreigd” (04-08-2010), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.