stammoeder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stammoeder    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɑmudər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stam·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stammoeder stammoeders
verkleinwoord stammoedertje stammoedertjes

Zelfstandig naamwoord

destammoederv

  1. vrouw waarvan een bepaalde groep mensen of dieren allemaal nazaten zijn
     Op de Achterpagina van NRC wordt Maria Louise de stammoeder van de Oranjes genoemd (15/4). Zij is dat niet alleen van de Oranjes, maar van alle huidige gekroonde hoofden van Europa. Zo is ook koningin Emma een nazaat van ‘Maaike Meu’.[2]
     Bladluizen zijn vrijwel altijd alleenstaande moeders met dochters en baren slechts eens in het jaar een paar mannetjes om seks mee te hebben. Dit maakt de volgende generatie stammoeders sterker.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord stammoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Toon van Gestel
    “Brieven : ‘Maaike Meu’ : Stammoeder van velen” (20 april 2015) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Dagmar van der Neut
    “Dieren liefde” (23 augustus 2014) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.