stekeligheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stekeligheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ste·ke·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stekeligheid stekeligheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

destekeligheidv

  1. het boos en geïrriteerd zijn
     `Wees niet zo verschrikkelijk kleingeestig. Er zijn zat lesbische moeders.' Ze laat zich dieper in het water zakken en voelt de spanning uit haar lichaam wegebben, waarmee ook haar stekeligheid verdwijnt.[2]
     “Nou niet zo vervelend doen. Ik heb best mijn momenten van stekeligheid.”[3]
  2. iets waaruit blijkt dat men boos en geïrriteerd is
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stekeligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Weblink bron “‘Ik wil heel oud worden’” (30/10/2009), HP de Tijd
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.