stekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stekker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɛkər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stek·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘steekcontact’ voor het eerst aangetroffen in 1926 [1]
  • Naamwoord van handeling van steken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stekker stekkers
verkleinwoord stekkertje stekkertjes

Zelfstandig naamwoord

destekkerm

  1. (elektrotechniek) het verharde uiteinde aan één of meerdere geleidende draden bedoeld om in een stekkerdoos gestoken te worden en elektrisch contact te maken
    • Haal de stekker even uit het het stopcontact! 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de stekker ergens uittrekken
er mee ophouden
 De afgelopen weken vonden er zogenoemde wet dress rehearsals plaats. Dat zijn als het ware generale repetities, waarbij de raket niet echt wordt gelanceerd. Tijdens die oefening wordt de SLS volgetankt en vlak voordat de motoren ontbranden, wordt de stekker uit de lancering getrokken.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.