sticht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sticht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sticht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klooster, bisdom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1281 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sticht stichten
verkleinwoord stichtje stichtjes

Zelfstandig naamwoord

hetstichto

  1. (religie) klooster, stift [3]
  2. bisdom
  3. berijdbare weg tussen boerderij en straatweg [4] [5]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stichten

sticht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van stichten
  2. gebiedende wijs van stichten
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord sticht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.