bisdom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bisdom    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪzdɔm/
Woordafbreking
  • bis·dom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘diocees’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van -bis- (verkorting van bisschop) met het achtervoegsel -dom.
enkelvoud meervoud
naamwoord bisdom bisdommen
verkleinwoord bisdommetje bisdommetjes

Zelfstandig naamwoord

hetbisdomo

  1. (religie) kerkrechtelijk afgebakend gebied dat onder de bevoegdheid van een bisschop staat
    • De kardinaal bezocht bisdom Hasselt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bisdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.