stralen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stralen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstralə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈstralə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstralə(n)/
Woordafbreking
  • stra·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zakken voor examen’ voor het eerst aangetroffen in 1935 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stralen
straalde
gestraald
zwak -d volledig

Werkwoord

stralen inergatief

  1. inergatief straling uitzenden
    • De zon straalt bijzonder helder vandaag. 
  2. inergatief licht weerkaatsen
    • De maan straalt bijzonder helder vannacht. 
  3. inergatief een heel blije uitdrukking op het gezicht hebben
    • Na zijn spectaculaire prestatie straalde hij helemaal. 
    • Zijn hele wezen scheen te stralen van plezier. [3] 
  4. inergatief zakken voor een toets of examen
    • Het is 1968, hij is gestraald voor zijn eindexamen Mulo en werkt als jongste bediende bij het Rotterdamse cargadoorsbedrijf Ruys & co. [4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

destralenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straal
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord stralen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.