strandhotel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  strandhotel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • strand·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strandhotel strandhotels
verkleinwoord strandhotelletje strandhotelletjes

Zelfstandig naamwoord

hetstrandhotelo

  1. (horeca) hotel voor badgasten gelegen in de buurt van een water en het strand
     Dit suggereerde dat het licht door beide spleten tegelijk viel, als een vloedgolf die door twee naast elkaar geplaatste deuren van een strandhotel breekt en dan binnen met zichzelf interfereert.[1]
     Het Badhotel werd diverse malen uitgebreid, de herberg 't Schuttershof was inmiddels een hotel geworden, Villa Marina aan de Noordstraat werd in 1893 Hotel de l'Europe en hoog op de duinen, schuin achter het Badhotel, werd in 1898 het Strandhotel gebouwd.[2]
     Ook na de aanslag op een strandhotel in Sousse in juni, werd de noodtoestand van kracht. Terroristen schoten bij die aanval 38 toeristen dood. In maart kwamen 21 mensen om bij een aanslag op het Bardo-museum in Tunis.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord strandhotel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Antonio Padilla
    “Fabeachtige getalen en waar ze te vinden” (2023), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026353512
  2. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  3. Weblink bron “Amerikaanse ambassade Tunesië waarschuwt voor aanslag” (Zondag 20 december 2015, 10:34), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.