swell

Engels

enkelvoud meervoud
swell swells

Zelfstandig naamwoord

swell

  1. zwelling
  2. vloedgolf, zwalp [1]
Afgeleide begrippen
  • swellness, swell box, swell organ
vervoeging
onbepaalde wijs to  swell 
he/she/it  swells 
verleden tijd  swelled 
voltooid
deelwoord
 swelled 
onvoltooid
deelwoord
 swelling 
gebiedende wijs  swell 

Werkwoord

swell

  1. onovergankelijk opzwellen, zwellen
  2. onovergankelijk groter worden, toenemen
  3. overgankelijk groter maken, doen toenemen
  4. onovergankelijk (van muziek e.d.) aanzwellen, luider worden
  5. onovergankelijk uitsteken [1]
Afgeleide begrippen
  • swell up
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.