taalverloedering
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: taalverloedering (hulp, bestand)
- IPA: /ˈtal.vər.ˌlu.də.rɪŋ/
Woordafbreking
- taal·ver·loe·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van taal zn en verloedering zn
- Sedert 1971 geattesteerd.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalverloedering | taalverloederingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de taalverloedering v
- (taalkunde), (pejoratief) het door slonzigheid en verwaarlozing teloorgaan van het peil van de taalbeheersing
- Er is sprake van taalverloedering en achteruitgang van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands bij mensen die later belangrijke functies in het openbaar bestuur en de rest van de maatschappij innemen.[2]
Synoniemen
- taalverval
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord taalverloedering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.