tafelbel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tafelbel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ta·fel·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelbel tafelbellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detafelbelv/m

  1. (huishouden) een bel waarmee men het personeel kon laten weten dat men ze nodig had aan tafel
    • Van haar nichtje Anuska kreeg Leny van der Borgt-Martens een klein tafelbelletje uit Zwitserland. „Dat is de start geweest van mijn verzameling, die nu 150 verschillende tafelbellen uit binnen- en buitenland betreft”, schrijft zij. [2] 
    • Hier staat een statussymbool, een sieraad en een hulpstuk in het huishoudelijk functioneren van de paus: de tafelbel. Tot niet heel lang geleden had ieder huishouden van hogere klasse waar personeel rondliep een tafelbel, en lieten families vaak gepersonaliseerde bellen maken met familiewapens en namen erin. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tafelbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.