talrijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  talrijk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tal·rijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vele(n) in getal’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
  • samenstelling van  tal zn  en  rijk bn  [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen talrijktalrijkertalrijkst
verbogen talrijketalrijkeretalrijkste
partitief talrijkstalrijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

talrijk

  1. groot in aantal
    • Die vogelsoort is talrijker in Nederland dan in Groot-Brittannië. 
     Bovendien wilde ik niet al mijn kruit verschieten bij onze eerste ontmoeting, want ik vermoedde dat er nog vele gelegenheden zouden volgen, waarbij ik het voorrecht zou hebben alle details te vernemen van zijn talrijke successen.[3]
     Vroeger waren de jaarfeesten zeer talrijk. Feest, bij voorbeeld voor het terugkerende licht van de zon, begin van de lente, dank voor de oogst. Iets hiervan vinden wij terug in de bekende christelijke feesten.[4]
Antoniemen
Hyponiemen
  • overtalrijk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord talrijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.