tal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘(grote) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tal tallen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hettalo

  1. een numerieke hoeveelheid
    • Wy groeien vast in tal en last:
      ons tweede vaders klagen.
      Ay ga niet voort door deze poort,
      of help een luttel dragen’.[2]
       
  2. ~ van: vrij veel
    • Hij heeft tal van onderscheidingen gekregen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Cimbrisch

Woordafbreking
  • tal
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse tal

Zelfstandig naamwoord

tal o

  1. (geologie) dal; een laagte in een heuvel- of bergstreek

Fries

Uitspraak
  • IPA: /tɔl/
Woordafbreking
  • tal

Zelfstandig naamwoord

tal

  1. (wiskunde) getal; abstracte weergave van een hoeveelheid m.b.v. cijfers en eventueel een komma en een punt
  2. (taalkunde) getal; vorm van een woord die aangeeft of er sprake is van één of meer eenheden
Synoniemen
  1. oantal
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

    Middelnederduits

    Woordafbreking
    • tal
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Oudsaksische tala

    Zelfstandig naamwoord

    tal

    1. getal
    Overerving en ontlening

    Oudhoogduits

    Woordafbreking
    • tal
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Proto-Germaanse *dalą

    Zelfstandig naamwoord

    tal m/o

    1. (geologie) dal; een laagte in een heuvel- of bergstreek
    Overerving en ontlening

    Pools

    Periodiek systeem der elementen (pol)
    H He
    Li Be B C N O F Ne
    Na Mg Al Si P S Cl Ar
    K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
    Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
    Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
    Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og
    * La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
    ** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
    Uitspraak
    • IPA: /tal/
    • Geluid:  tal    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • tal

    Zelfstandig naamwoord

    tal

    1. (scheikunde)(element) thallium; scheikundig element met atoomnummer 81. Het is een zilverwit hoofdgroepmetaal
    Afkorting
    Hyperoniemen
    • pierwiastek
    • pierwiastek chemiczny

    Meer informatie

    Welsh

    stellend vergrotend overtreffend
    taltalachtalaf

    Bijvoeglijk naamwoord

    tal

    1. lang, hoog

    Spaans

    Uitspraak
    • IPA: /tal/
      enkelvoud meervoud
    mannelijk tal tales
    vrouwelijk tal tales
    Woordafbreking
    • tal

    Bijvoeglijk naamwoord

    tal

    1. zulk,dergelijk, soortgelijk,zo, zo'n, zodanig
    2. een zekere, de bewuste
    Synoniemen

    Bijwoord

    tal

    1. zo, op die manier

    Verwijzingen

      Wymysoojs

      Uitspraak
      • Geluid:  tal    (hulp, bestand)
      Woordafbreking
      • tal

      Zelfstandig naamwoord

      tal

      1. deel
      Schrijfwijzen
      Verwante begrippen

      Zweeds

      Zelfstandig naamwoord

      tals enkelvoud meervoud
        onbepaald bepaald onbepaald bepaald
        nominatief     tal     talet     tal     talen  
        genitief     tals     talets     tals     talens  
      1. getal
      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.