tandwiel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tandwiel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'tɑntʋil/
Woordafbreking
  • tand·wiel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandwiel tandwielen
verkleinwoord tandwieltje tandwieltjes

Zelfstandig naamwoord

hettandwielo

  1. een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht
    • Dit mechaniek bestaat uit een aantal tandwielen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • planeettandwiel, schroeftandwiel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tandwiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.