teamleider

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teamleider    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • team·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord teamleider teamleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deteamleiderm

  1. (beroep) iemand die leiding geeft aan een groep werkers
    • De teamleider moet de opdrachten van zijn baas uitvoeren en rekening houden met alle wensen en eisen van zijn teamleden. 
    • Volgens Rudy hebben teamleiders in grote organisaties - naast het reguliere werk - last van veranderagenda’s met soms tientallen, vaak strijdige initiatieven. Het stomme is: juist het teveel aan plannen zorgt dat ze mislukken. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord teamleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Ben Tiggelaar 4 november 2016
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.