tendens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tendens    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ten·dens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bedoeling’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Afgeleid van het Engelse tendency
enkelvoud meervoud
naamwoord tendens tendensen
tendenzen
verkleinwoord tendensje tendensjes

Zelfstandig naamwoord

detendensv/m

  1. beweging in bepaalde richting, neiging
    • Het besluit is nog niet gevallen, maar het geeft wel een tendens aan. 
    • Dat is een gevaarlijke tendens, die onmiddellijk beteugeld moet worden! 
  2. bedoeling
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tendens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.