titi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  titi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtiti/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ti·ti
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord titi titi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detitim

  1. (primaten) springaapje, benaming voor apen uit het geslacht Callicebus , voorkomend in het gebied van de Amazone
    • De observatie van Wallace was juist. Voor de titi en de marmoset (beiden apenfamilies van het hoge drooglandbos) werkt het perfect. Deze soorten kunnen niet zwemmen en kunnen dus met geen mogelijkheid de rivier oversteken. Door deze isolatie van verschillende populaties is er geen genenuitwisseling meer en kunnen er aparte soorten ontstaan. [2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord titi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
8 %van de Nederlanders;
14 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Aymara

Zelfstandig naamwoord

titi

  1. (roofdieren) kat
Synoniemen
Overerving en ontlening

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

titi m

  1. (spreektaal) straatjongen, schoffie [1]
    «Nogrette, il avait une touche de beauf, de voyoucrate, me raconte Mohand Hadjaz, ancien ouvrier de Renault, cégétiste. Mais il avait aussi un côté prolo, titi parisien, rigolard.»[2]
    „Nogrette, hij had iets weg van een lomperd, van een boef.”, vertelde Mohand Hadjaz me, voormalig Renault-arbeider, vakbondsman. Maar hij deed je ook denken aan een proleet, een vrolijke, Parijse straatschoffie.

Verwijzingen

Indonesisch

Woordafbreking
  • ti·ti

Werkwoord

titi

  1. over een brug of plank oversteken
  2. overbruggen, brug
Synoniemen
  • meniti
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.