trapeze

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trapeze    (hulp, bestand)
  • IPA: /trɑˈpezə/
Woordafbreking
  • tra·pe·ze
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zweefrek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1874 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord trapeze trapezes
verkleinwoord trapezetje trapezetjes

Zelfstandig naamwoord

detrapezev/m

  1. een zweefrek voor acrobaten
  2. een hulpmiddel voor het buiten boord hangen om een zeilboot in balans te houden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord trapeze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
trapeze trapezes

Zelfstandig naamwoord

trapeze

  1. trapezium
  2. trapeze
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.