treinreis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  treinreis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trein·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treinreis treinreizen
verkleinwoord treinreisje treinreisjes

Zelfstandig naamwoord

detreinreisv/m

  1. een reis die je maakt met een trein
    • Met een Interrailkaart kun je lange treinreizen maken door Europa. 
     Ik zou gaan lopen. Ik verheugde mij daarop. Ik had de hele treinreis de tijd gehad om met behulp van mijn mobiele telefoon de route van het station naar de Calle Nuova Sant'Agnese uit mijn hoofd te leren.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord treinreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.