triëren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  triëren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trië·ren, tri·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
triëren
trieerde
getrieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

triëren [3]

  1. schiften, sorteren, selecteren, afzonderen, scheiden, afscheiden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord triëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
25 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.