tuindeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuindeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtœʏ̯nˌdør/
Woordafbreking
  • tuin·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuindeur tuindeuren
verkleinwoord tuindeurtje tuindeurtjes

Zelfstandig naamwoord

detuindeurv/m

  1. een deur die toegang geeft tot de tuin
    • De inbrekers kwamen via de tuindeur naar binnen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tuindeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.