tuinhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuinhuis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtœʏnhœʏs/
Woordafbreking
  • tuin·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinhuis tuinhuizen
verkleinwoord tuinhuisje tuinhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hettuinhuiso

  1. een gebouwtje in een tuin voor recreatief gebruik
    • Zij hebben vorig jaar een tuinhuisje laten bouwen, maar doen er eigenlijk niks mee. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuinhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.